Belangrijke onderdelen van het natuurlijk tuinieren vormen de plantenkeuze, de inrichting van de tuin en het onderhoud. In de natuurtuin kom je de natuur zoveel mogelijk tegemoet door het beheer van de tuin voor een deel over te laten aan de tuin zelf.
De natuurvriendelijke tuin wordt zo ingericht, dat er weinig onderhoud gepleegd hoeft te worden. Zo mag de tuin niet té opgeruimd te zijn. De bodem kan beter zoveel mogelijk bedekt blijven, bijvoorbeeld door afgevallen blad, snoeihout of lage beplanting. Ook zijn snoeiafval, houtsnippers en boomstronken zoveel mogelijk hergebruikt in de aanleg van paden en takkenwallen. En uiteraard, maar dat spreekt voor zich, wordt er geen gebruik gemaakt van schadelijke bestrijdingsmiddelen.
Voor de natuurtuinder is het een uitdaging de tuin zo aantrekkelijk, mogelijk in te richten voor tal van insecten, vogels en andere dieren. Dit kan met een zo groot mogelijke variatie aan inheemse en gecultiveerde soorten en door struiken en bomen te kiezen met verschillende hoogten. De tuin bestaat dan uit lage beplanting met bomen, struiken en onder beplanting. Zo kunnen dieren er voldoende voeding, beschutting, nest- en overwinterings-mogelijkheden vinden en creëer je bovendien een warmer binnenklimaat, waar vlinders zo van houden.
Om bijen en vlinders naar de tuin te lokken kunnen waard- en nectarplanten aangeplant worden. Waardplanten worden door vlinders uitgekozen om er hun eitjes op te leggen en dienen als voedsel voor de rupsen. Waardplanten zijn onder andere brandnetel, look-zonder-look, pinksterbloem, judaspenning, distelsoorten, hop, klimop, koolsoorten, diverse grassen, maar ook bomen als iep en wilg. Vlinders, als de gehakkelde aurelia, de atalanta, de daspauwoog en de kleine vos, kiezen bijvoorbeeld de brandnetel uit als waardplant. Veel nectar planten zijn zowel voorvlinders als voor bijen aantrekkelijk. Bekende nectarplanten zijn de vlinderstruik, vingerhoedskruid, hemelsleutel, phacelia, tijm, lavendel, marjolein, Koninginnekruid, muurbloem, ijzerhard. Damastbloem, herfstasters en enkelvoudige afrikaantjes. Om het voor de vlinders nog aangenamer te maken, kan men er ook aan denken een vlinderkast op te hangen en ’s zomers wat rijp fruit neer te leggen of het val fruit van pruimen en appels te laten liggen. Speciaal voor de solitaire bijen en wespen zijn insectenhotels gemaakt.
Voor de vogels zijn vooral de aanplant van bes dragende struiken en planten, die zaden maken, aan te raden. Dichte bossen en hagen geven goede nest mogelijkheden. Denk dan aan hulst, vlier, braam, meidoorn, lijsterbes, vuurdoorn, Gelderse roos, liguster en aan de zaden van de zonnebloem, rozebottels en kaarde- bollen. Als tuinder kunnen we de vogels verder tegemoet komen door nestkasten en voederhuisjes op te hangen en waterschalen neer te zetten, waar vogels kunnen drinken en baden. Ook het maken van een takkenwal is voor de vogels, als het roodborstje en het winterkoninkje, een prettig onderkomen. Een dergelijke takkenwal kan ook onderdak bieden aan overwinterende vlinders, hommels, muizen en egels.
Hoe groter de diversiteit aan planten en dieren in de tuin, des te groter de kans, dat er een gezond biologisch evenwicht kan ontstaan. Er is minder kans op ziekten, want in een natuurlijk aangelegde tuin, zijn er voor schadelijke insecten meer Natuurlijke vijanden, zoal zweefvliegen, oorwormen, vogels en kikkers.